Van der Biestraten – De Labistrate – Biegstra(a)ten

 

Aanvulling I, 17 juni 2017

 

De heer Ger Klein heeft ons geattendeerd op een aantal aktes die ons onbekend waren. Zij leiden tot de constatering dat de levensloop van B.IVc. Jacop Reijnersz van der Biestraten (zie “boek” p. 171) en de samenstelling van zijn gezin er anders uitzien. We delen de problematiek op in 3 stukken.

A.

Ten eerste blijkt Jacop niet twee, maar drie keer getrouwd te zijn. In het opmerkelijke testament van Margriete dochter van wijlen Aert Ysacx staat Jacop van der Byestraten haar als haar man ende voight bij. Allereerst herinnert zij de onsekerheijt des levens der mensschen. Daarom maakt zij dit testament ende uterste wille van alle heure goeden die God heur verleent heeft ende zij achterlaten sal. Vooraf schenkt zij twee stuivers aan de “(kerk-)fabriek” van de St.-Lambrechtskerk van Luik voir heur onrechtverdich goet indien sij enich hadde onwetende, voorts twee stuivers aan de biddende orden (= de norbertinessen van St.-Catharinadal die toen nog in Breda woonden), 5 stuivers voor de vicecureijt (= plaatsvervangende pastoor) en twee stuivers voor de coster. Tenslotte schenkt ze na haar dood Zoete Huyghe Claessdr, heurder dienstmairt (= dienstmaagd) 7 rijnsgulden. Hierna komt zij ter zake. …om te verhueden alle twisten die in toecomende tijden mochten geboiren verklaren zij en haar man dat overlange tussen heurder beijder meyninge is geweest dat zij zullen overdraghen (= transporteren) aan de wettige kinderen van Jacob al het huisraad, zilverwerk, juwelen, penningen, enz., die zich bevinden buiten het huis op de Ginnekense poort, waar zij beiden met haar dochter Marie nu in wonen, en dat nog ongedeeld is. Haar dochter Marie blijven huisraad en “hafelijke” (= ca.: roerende) goederen over die op het moment van haar sterven binnen in het huis zich bevinden, behalve het contante geld dat zich bij de dood van de testatrice in huis aanwezig is. Dat wordt half – half verdeeld. Het is in die tijd de gewoonte dat kinderen die trouwen en het huis uitgaan, meubels, huisraad, gereedschap, e.d. mee te geven. Juwelen en zilverwerk (b.v. op schoenen) kan ook betrekking hebben op de nalatenschap van Jacobs eerste vrouw.

Nu dit duidelijk is, kan Margriet haar nalatenschap regelen. Haar dochter Marie, die genoemde Jacob eertijds bij haar verwekt heeft, krijgt na Margriets overlijden haar roerende en onroerende goederen. Ze maakt eerst de redenen kenbaar waarom ze alles aan haar enige dochter nalaat: zij heeft haar altijd “trouwe dienst” bewezen en ze is nu getrouwd (tot hulpe van heuren hijlic, die zij nu gedaen heeft). Het woord “nu” wijst erop dat het huwelijk recentelijk is voltrokken en dat Margriet heeft gewacht tot dit juridisch een feit is. De dochter ontvangt de nalatenschap op voorwaarde dat zij de “testamentaire kerkrechten” (daarmee doelt zij op de prelegaties aan het begin van haar testament), de uitvaart van haar moeder en de “doodsschulden” (zoals de begrafenisrechten, de maaltijd na de heilige mis, kaarsen, enz.) voor haar rekening neemt. Jacob mag in het huis blijven wonen zolang hij leeft en zoals in de huwelijkse voorwaarden is vastgelegd, die eertijds voor de schepenen van Breda zijn verleden. Mocht haar dochter voor haar overlijden dan erft haar oir (= haar biologische nazaten) alles. Heeft ze dat niet dan vervallen de rechten aan Margriets broers en zusters.[1]

Jacob en Margriet komen samen voor in een akte d.d. 20 nov. 1499: als procureur verkoopt hij haar een erfcijns.[2] Dochter Marie zal bij het opmaken van dit testament tussen de 16 en 20 jaar zijn. Het huwelijk tussen Jacob en Margriet zal daarom tussen 1504-1508 gesloten zijn. Kort na het opstellen van haar testament zal Margriet zijn overleden. Een maand later, op 23 mei 1524 (zie “boek”, p. 172) koopt haar vader voor haar een half huis op de Markt in Breda. Wij vermoeden dat heel kort na het overlijden van zijn vrouw Jacob zijn familie heeft laten weten met de dienstmaagd van zijn overleden vrouw te trouwen. Zij hebben haast gehad, aangezien hun zoon Jan snel erna op de wereld is gekomen. Dit bespreken we in de volgende kwestie. Ook kan een rol hebben gespeeld dat zijn dochter en haar man er niets voor te voelen in een huis te moeten leven, waar een voormalige dienstmaagd de scepter zwaait. Dochter Marie schenkt het leven aan een dochter, die zij naar haar moeder vernoemt. Korte tijd later sterft zij en delen haar man en haar dochtertje Grietken de erfenis. Op 14 aug. 1531 huurt de weduwnaar van zijn dochtertje voor 8 jaar de helft van een half huis op de Markt (zie “boek”, p. 172-173).

B.

Terecht wijst de heer Ger Klein op ons verzuim Jan van der Biestraten de Oude en Jan de Jonge een plaats te geven in het genealogisch overzicht. Uitgangspunt moet zijn de opmerking aan het einde van de lange delingsakte tussen broer en zuster, kinderen van wijlen Cornelis Jacob Jacob van der Biestraten dat Jan van der Biestraten de Oude en Jan van der Biestraten de Jonge broers zijn en dat de Oude is overleden en de Jonge in leven is (zie “boek”, p. 174). Dit is een getuigenis uit de eerste hand, waar we niet omheen kunnen.

Op 23 jan. 1544 doet Jan Jacobs van der Biestraten, schoenmaker, “handvulling” in verband met een cijns die hij sedert de dood van zijn moeder Zoete Huijgh Claesz – de vroegere dienstmaagd van Margriet (zie hierboven, onder A) – heft, en die zijn vader Jacob van der Biestraten bij opwinning op 29 maart 1539 heeft verworven. Hieruit blijkt overigens dat Jacob pas na genoemde datum overleden is. In de akte staat trouwens ook vermeld dat de vader van Zoete mandenmaker is (zie “boek”, p. 191).

Jan Jacobs de Oude is eerst gehuwd geweest met Cornelia dr van Hendricus van Keessel (zie “boek”, p. 191). Bij zijn overlijden wordt juffr. Johanne Steghemans als zijn echtgenote genoemd. Beide huwelijken zijn kinderloos gebleven, want Jacob en mr. Reijnier, broers van wijlen Jan, zijn voor de helft erfgenaam. Zij sluiten op 21 aug. 1542 een akkoord met de tegenpartij over de gerezen geschillen.[3] Bij dit akkoord is halfbroer Jan uit het derde huwelijk van hun vader niet betrokken. Uit een viertal aktes die voor de schepenbank van Terheijden[4] zijn verleden, kunnen we concluderen dat Jan de Jonge voor 23 aug. 1541 is getrouwd met Cornelia Jan Daniels van Leijden en dat de eerste drie aktes verband houden met de huwelijksgift die de bruid heeft gekregen en het losweken van haar erfrechten in tot nu toe ongedeelde nalatenschappen. Tussen 23 aug 1541 en 6 maart 1542 wordt Jan “de Jonge” genoemd, maar in de akte, opgemaakt op 31 dec. 1556 is dit predicaat verdwenen, want niet meer nodig. Jan de Jonge moet dan wel op zeer jonge leeftijd getrouwd zijn. Hij moet ongeveer 16 jaar zijn geweest.[5] We kunnen er op verschillende manieren naar kijken. Juridisch is een huwelijk pas voltrokken als het geconsumeerd is. Misschien was de bruid al zwanger. De reden zou ook kunnen zijn dat hij kort tevoren beide ouders heeft verloren. Om geldverslindende bemoeizucht van weesmeesters en/of voogden te voorkomen is hij snel het huwelijksbootje ingestapt. Een gehuwd man is automatisch handelingsbekwaam. Hij is schoenmaker en dit beroep vergt minder investering dan de aanschaf van een boerenhoeve.

Sinds 15 juni 2017 werkt het SAB met een nieuwe website. Eindelijk zijn de registers van notaris Dirven en Van den Corput gescand en daardoor weer leesbaar. De oude microfiches waren onleesbaar en de originelen niet opvraagbaar.[6] Cornelia, ingesetene ende poorteresse der stadt Breda, legt haar uiterste wil op 29 juli 1579 vast bij de Bredase notaris N. van den Corput.[7] Ze legateert eerst 100 karolusgulden aan “de armen van de christelijcke gemeente alhier”, vervolgens krijgen twee “schamele” meisjes, Gommaerken en Trijnken geheten, eertijds gewoond hebbende achter Zoete van Arendonck, daarna naar Engeland vertrokken, en nu zich te Dordrecht ophoudende, een lijfrente van 6 karolusguldens per jaar, gedurende heel hun leven. Vervolgens aan Martine de maerte (= dienstmaagd) haar wullen huyck. Voorts legateert ze nog aan de kinderen van haar zuster Marie en haar neef Jaspar. Aan Lijsken Henricx van Overacker, haar nichte, te weten Zoetkens, haar genoemde dochter voordochter, haar peerssen laken bouwen, die haar dochter Zoetken voor haar al bewaart. Nichte heeft hier duidelijk de betekenis van ‘kleinkind’. Aan Paulijnken Jan Pauwels, haar nichte, te weten Zoetkens, haar dochter nadochtertje, 50 karolusgulden. Verder verklaart Cornelia dat haar oudste dochter Zoetken en Jan Pauwels nu ter tijt in heuren noot haar veel hulp en ondersteuning geven, veel meer dan Heylken, haar jongste dochter, en daardoor voor haar oudste dochter en haar man zeer goeden liefde, jonste ende affectie dragende is, op grond waarvan ze haar huis “De Rundtonne” geheten na haar dood aan hen beiden of aan Zoetken alleen nalaat. Er is dus sprake van een grote spanning tussen moeder en jongste dochter. Volgens moeder heeft ze haar niet bijgestaan “in haar nood”. Over wat voor soort “nood” het gaat, wordt niet onder woorden gebracht. Heeft het misschien te maken met de oorlogshandelingen of met een ernstige ziekte? Het antwoord op de vraag of B.VIc. Cornelis Janse van der Byestraten een zoon is van haar, is niet zeker. Zijn nagelaten kinderen komen in Cornelia’s testament niet voor. Zijn zij tussen 1575 en 1579 allen (aan de pest of ten gevolge van oorlogsperikelen) overleden? Er zijn nog meer problemen. In Cornelia’s testament is Jan Pauwelsz, de man van Soetken, nog in leven, maar in de akte[8] van 11 dec. 1579 opgesteld door het secretariaat van de Bredase schepenbank, heet haar man Jan Mathijssen. Opvallend is dat Cornelia’s man, Jan Jacob van der Biestraten, niet tegelijkertijd zo’n testament heeft laten vervaardigen. Wilde hij om ons onbekende buiten deze twist blijven? In ieder geval is hij getuige bij het huwelijk van de dochter van zijn jongste dochter en wordt hij dan ‘inwoonder van Haarlen’ genoemd. Is het echtpaar toch ingetrokken bij de jongste dochter? Op de vlucht voor het oorlogsgeweld? Is de ruzie bijgelegd? Vijf jaar later, in 1594 machtigt het echtpaar (zie hierna), dat dan al ongeveer 53 jaar een getrouwd stel is, een achterneef om al de goederen in Breda en Terheijden te verkopen. Of deze opdracht is gerealiseerd is ons niet bekend. Misschien heeft de oorlogssituatie hen doen besluiten om alles te gelde te maken (of te vercijnzen). Zijn ze uit Breda vertrokken? Hun dochters leven beiden nog in het tweede decennium van de 17de eeuw en hebben contact met elkaar.

Op 2 juni 1594 constitueren (= machtigen) Jan Jacops van der Biestraten en Cornelia Jan Daniels van Leijden Pauwels van der Biestraten, zijdelakenkoper, wonende te Breda om al hun goederen, huizen en grond in Breda te verkopen en daarna alles af te handelen. In de akte erna machtigen ze ook Jan Marten Jan [Daniels] van Leijden hetzelfde te doen, maar dan betreffende de goederen binnen de heerlijkheid Terheijden gelegen.[9] Het echtpaar is dan al ongeveer 53 jaar getrouwd en zijn tegen de zeventig jaar oud.

Dit alles betekent dat Jacob Reijnders van der Biestraten uit zijn eerste huwelijk 3 zonen heeft die de volwassen leeftijd bereiken, uit het tweede huwelijk een dochter, en uit het derde huwelijk een zoon. Dit betekent ook dat B.VIa. Jan Jan Jacobs van der Biestraten (zie “boek”, p. 191) geschrapt moet worden. Jan die in Haarlem woont, is dezelfde Jan de Jonge. B.VIc. Cornelis Jan van der Biestraten (zie “boek”, p. 192) is waarschijnlijk een zoon van Jan de Jonge geweest. Cornelis vernoemt dan zijn zoon naar diens overgrootvader Jacob.

C.

De vraag is nu met wie B.Vb. Jacob Jacobs van der Biestraten (zie “boek”, p. 173) getrouwd is geweest. In het “boek” is hij namelijk abusievelijk aan de vrouw van zijn broer Jan (de Jonge) gekoppeld! De heer Ger Klein heeft ook nu weer gelijk als hij ons schrijft dat Dingena Hubrecht Piggen eerst met Ghorijs [Cornelisz] de Weert is getrouwd geweest, en daarna met Henrick Henricx Snoeijs, die weduwnaar is van Jehenne Aert Kerstens (vgl. “boek”, p. 173). Deze fout berust op onze misinterpretatie van de akte, d.d. 18 juni 1555 (zie “boek”, p. 175), waarin Cornelis Jacob Jacobs van der Bijestraten en Ghorijs Cornelis de Weert als halfbroers worden aangeduid. Zij hebben dus verschillende vaders, maar dezelfde biologische moeder, van wie overigens de naam ons niet bekend is. Haar eerste huwelijk heeft zij met Cornelis [Ghorijs] de Weert gesloten. Kort na diens overlijden is zij hertrouwd met Jacob Jacob van der Biestraten. Op 25 okt. 1558 sluit Dingena Hubrecht Piggen, weduwe van Ghorijs de Weert [Cornelisz], geassisteerd met Cornelis Jacobs van Baerle, haar ‘zwager’, een contract af met Gherit Jacobs van Baerle, ‘diamantsnijder’ te Antwerpen dat haar zoon Cornelis bij laatstgenoemde het vak van ‘diamantsnijden’ kan leren gedurende 8 jaar.[10] De leeftijd van de ‘leerjongen’ kan op 12-14 jaar worden geschat. De halfbroer van Cornelis Jacob Jacob van der Biestraten zal dus vóór 1546 in het huwelijk zijn getreden, terwijl in 1566 het zusje van laatstgenoemde Cornelis pas 18 à 19 jaar is.

Samenvatting:

B.IVc. Jacob Reijners van der Biestraeten, ‘voigt’ (= procureur) 1501-1504, 1506-1509[11], overl. na 29 jan. 1539. Hij tr. 1e Elisabeth N., tr. 2de voor 1508 met Margriet Aert Ysacx, overl. april 1524, tr. 3de in 1524-1525 met Zoete Huijghe Claesdochter, vóór haar huwelijk dienstmaagd van genoemde Margriet.

Uit het eerste huwelijk (vermeld op 4 jan. 1502):

  1. heer Mr. Reijn (Renerus) Jacobs van der Biestraeten, priester-notarius, nog in leven op 26 mei 1535. Waarschijnlijk heeft hij de universitaire graad van magister theologiae
  2. Jacob, volgt B.Vb
  3. Jan Jacobs van der Biestraten (de Oude), kerkmeester, 1533, schepen van Breda 1533-1536,‘deken van de scutterije op tGasthuyseynde’ 1534, ‘deken van de beckers’ 1533 – 1534, overl. tussen 30 jan. 1538 en 28 jan. 1542. Hij tr. 1e met Cornelia, dr van Hendricus van Kessel[12], wagenmaker, en Marie van Besoyen. Hij tr. 2e met Johanne Steghemans, die hem overleeft. Uit beide huwelijken geen kinderen.
  4. Barbel/Barbara Jacob Reijns van der Biestraeten, zij doet in 1506 professie als zuster van het klooster Sint-Catharinadal te Oosterhout, waar zij in 1564 is gestorven.

Bij het overlijden staat aangetekend ‘donatinne’. Man. 6 (cynsregister 1520-1530) fol. 53. Haar broers schenken het klooster twee lijfrentes van elk 10 rijnsgulden per jaar voor het levensonderhoud. Eerste rente ontvangen in 1541, de tweede in 1542 betaald. Blijkens de streepjes in de marge 24 jaar. Ook is er sprake van een jaarmis voor Jacob van der Biestraten, haar vader of haar broer.[13]

  1. Adriaen Jacob Reijns van der Biestraeten, overl. vóór 25 jan 1529.

Uit het tweede huwelijk:

  1. Marie Jacobs van der Biestraeten, geboren na 4 jan. 1502, woont 1524 in huis ‘De Watermolen’ (nu: Grote Markt 46 te Breda), overl. waarschijnlijk voor 25 jan. 1529, zeker voor 1531, tr. met Adriaen Meeusz van der Molen, overl. na 1538.

Uit het derde huwelijk:

  1. Jan de Jonge, volgt B.Vc

B.Vb. Jacob Jacobs [Reijnders] van der Biestraeten (de jonge), keurmeester van de wijn, 1534, weesmeester 1537, schepen Breda 1538, 1539; tienman (1547)[14], overl. [Breda] 27 okt. 1565. Hij tr. vóór 1538 met de weduwe van Cornelis [Ghorijsz] de Weert.

B.Vc. Jan Jacobs van der Biestraten (de Jonge), schoenmaker, tr. ca. 1541 met de uit Terheijden afkomstige Cornelia Jans Daniels van Leijden, poortersse van Breda, beiden overl. na 2 juni 1594.

Uit dit huwelijk:

  1. Zoetken (oudste dochter), tr. 2e Jan Pauwelsz 3e Jan Mathijssen. Zie verder “boek”, p. 192.
  2. Heijlken, in 1579 gebrouilleerd met haar moeder. Zie verder “boek”, p. 192.
  3. ? Cornelis, volgt B.VIa.

 

B.VIa. Cornelis Janse van der Biestraten, overl. voor 28 april 1575.

Van een van zijn kinderen is de naam bekend:

  1. Jacob (zie verder “boek”, p. 192).

Tot slot hebben beide auteurs besloten om verder genealogisch onderzoek naar dit boeiende geslacht niet zelf uit te voeren, maar over te laten “aan de volgende generatie” (zie “boek”, “Voorwoord”). Dit mede in verband met een chronische ziekte van de tweede auteur.

——

[1] SAB Breda ORA 430, f. 63r-64v, 18 april 1524.

[2] SAB Breda ORA 415, f. 37v, 20 nov. 1499.

[3] SAB Breda ORA 447, f. 122r-123a, 21 aug. 1542.

[4] SAB Breda ORA 634, f. 75, 23 aug. 1541; id., f. 83v, 7 dec. 1541; id. f. 124v, 6 maart 1542; ORA 636, f. 131r, 21 dec. 1556.

[5] Trouwen op zeer jonge leeftijd is niet verboden. Zo trouwt Laureijs Reijniers, ged. Baarle op 15 okt. 1623, tr. te Baarle op 29 jan. 1640. Hij is dus 16 jaar. Zijn eerste kind wordt ged. te Chaam op 21 nov. 1640. Voorechtelijke zwangerschap kan niet de reden zijn. Zie Westbrabanders onder elkaar, Almere 2003, p. 151.

[6] Zie “boek”, p. 194. Het tweede tekstblokje is fout.

[7] SAB Breda ONA 007, f. 41r, 29 juli 1579.

[8] SAB Breda ORA 483, 173v, 11 dec 1579.

[9] SAB Breda ONA 012, f. 27v, 2 juni 1594 (2 aktes).

[10] SAB Breda ONA 009, f. 5r, 25 okt. 1558.

[11] SAB Breda ORA 415, f. 217v, 27 nov. 1501, idem f. 255v, 20 april 1503; idem ORA 416, f. 5v, 31 aug. 1503, idem f. 6, 31 aug. 1503, idem f. 19v, 22 feb. 1504; idem f. 22, 8 aug. 1504; idem ORA 417, f. 94, 7 april 1508; idem f. 159, 2 mei 1507.

[12] Ontleend aan GTMWB jrg 2 (1978), p. 46. De daar aangegeven bronverwijzing is onjuist.

[13] Zie www.deoranjeboom.nl, Tekstuitgave van het necrologium van het norbertinessenklooster Sint-Catharinadal (1271-1960) door Frans Gooskens, sub NC 302 en NC 141.

[14] Th. Van Goor, Beschryving der Stad en Lande van Breda, p. 251.

 

UITVERKOCHT - voor nieuwe aanmeldingen graag uw bericht sturen naar: Ger Matthee