Inleiding

In het kader van 80 jaar bevrijding is op xx oktober dit artikel verschenen in 'Oud Nieuws' Oudheidkundige Kring Zevenbergen, de heren van Strijen. Hij was een van de dwangarbeiders van Zevenbergen die als oorlogsvrijwilliger naar Engeland was gegaan om de R.A.F. te dienen.

Door het verhaal van mijn vader Hubertus Johannes (Bert) Matthee te vertellen, vind ik het een eer, ter nagedachtenis van hem, dat zijn verhaal 80 jaar na dato op deze manier in het Licht mag staan.

Hubertus Johannes (Bert) Matthee, links op de foto, werd geboren te Terheijden op 7 februari 1923. Hij is getrouwd met Petronella Antonia Anna Maria (Elly) Bom op 3 mei 1951. Zijn vader, Gerardus Cornelis (Gerrit) Matthee, staat rechts op de foto. Hij huwde Adriana Biestraten.

Op 1 oktober 1939 trad Bert in dienst als 17-jarige leerling draaier en leerling magazijnbediende in machinefabriek “Brabant” in Zevenbergen. De eigenaar was toen Dennis van Opstal. Tijdens zijn werkzaamheden kreeg hij een ongeluk, doordat hij een grote stalen plaat opving. Hierbij liep hij in zijn linkerhandpalm een lelijke diepe snee op wat later een litteken zou worden.

Op 10 februari 1940 ondertekende en verklaarde hij, dat hij vanaf 1 oktober 1939 tot 10 februari 1940 als leerling draaier en leerling magazijnbediende in dienst was geweest en zich gedurende die tijd ijverig en netjes had gedragen. Zijn ontslag volgde misschien wel naar aanleiding van dat ongeval op eigen verzoek of dat van zijn ouders. Zijn hulp van het kappersvak in de kapsalon van zijn vader en moeder kon goed gebruikt worden.

Eerste bombardement Zevenbergen mei 1940

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Zevenbergen zwaar getroffen door oorlogsgeweld en werd de stad onverwacht gebombardeerd door de Duitsers.[1]

Het was op zaterdag 11 mei 1940, de dag voor Pinksteren, toen er in Zevenbergen en Zevenbergschen Hoek Franse militairen verschenen. De bedoeling was om samen met Nederlandse troepen de Moerdijkbruggen te heroveren. Door de Duitsers bleef dit niet onopgemerkt. Dit en de aanwezigheid van Franse militairen, kan de aanleiding zijn geweest dat op die zaterdagmiddag, rond 15.00, uur Zevenbergen, Langeweg en Zevenbergschen Hoek werden gebombardeerd. In Zevenbergen staarden argeloze burgers naar omhoog, onbewust van wat komen ging. Vijf zware bommen vielen op Zevenbergen, met grote verwoestingen tot gevolg. Vier straten ten zuiden van de haven (Merodestraat, Brouwerstraat, Kerkstraat en Zuidhaven) en drie straten ten noorden van de haven (Langenoordstraat, Lage Wipstraat en Noordhaven) werden verwoest. Bij deze aanval vielen 39 slachtoffers.[2] Vele Zevenbergenaren vluchtten de stad uit de polders in, of gingen naar de kelder onder de Bartholomeeuskerk.[3] Alle gezindten waren aanwezig en er werd veel gezongen en gebeden.

Mijn vader vertelde maar weinig over de oorlogstijd. De meeste informatie kwam voornamelijk van zijn oudste zus Annie en aanvullend uit de historische bronnen zoals een extra uitgave van de Heemkundige kring.

[1] Op de Katholieke Begraafplaats in Zevenbergen is een massagraf met burgerslachtoffers uit Zevenbergen. Zevenbergen is zwaar getroffen tijdens de Tweede Wereldoorlog, zowel tijdens de invasie van de Duitsers in mei 1940 als bij de bevrijding in 1944 werd de stad gebombardeerd. Hierbij vielen in totaal ruim 150 doden.

[2] Bron: het Canon van Moerdijk

[3] Zevenbergen 50 jaar bevrijd. Erfgoed van de levenden. November 1994, Extra uitgaven van de Oudheidkundige Kring Zevenbergen, pag. 50, Zevenbergen 50 jaar bevrijd. Erfgoed van de levenden. November 1994, Extra uitgaven van de Oudheidkundige Kring Zevenbergen, pag. 54, 62, 198

Aanvang eerste oorlogsjaren

Op 6 mei 1943 ging zogenaamde beschikking nr. 42/1943 in Nederland in. Alle mannen in de leeftijd van 18 tot en met 35 jaar werden verplicht gesteld om zich te melden bij de arbeidsbureaus, waaronder ook mijn vader. Hij moest zich daar persoonlijk laten registreren. Deed hij dit niet binnen tien dagen, dan werd zijn stamkaart ingetrokken, wat betekende dat hij geen distributiebonnen meer kon afhalen.[4] Hij heeft geprobeerd deze onderduikperiode zo lang mogelijk te rekken.

Volgens diverse vertellingen van zijn zus Annie Matthee, heeft mijn vader Bert zich een tijdje op de zolder van het ouderlijk huis, aan de Zuidhaven 83, afzijdig weten te houden. Opa Gerrit heeft geprobeerd bij een van de Duitse officieren, die hij regelmatig moest knippen/scheren, om uitstel van de Arbeitseinsetz aan te vragen voor zijn zoon, die hij nodig had in zijn salon. 

Uiteindelijk is dit niet gelukt, want NSB-burgemeester Theodoor Francois van Eijndhoven (burgemeester van Zevenbergen 1942 – 1944), die regelmatig in de salon om een scheerbeurt kwam, heeft zijn ouders in kennis gesteld dat deze situatie niet langer houdbaar was. Opa Gerrit had zijn zoon in deze onderduikperiode bevolen niet naar beneden te gaan. Op een gegeven moment was hij toch naar beneden gegaan en burgemeester Van Eijndhoven, die in de salon was, en zei: “Zo jongeman, waar kom jij vandaan?” Volgens vertellingen van Annie Matthee heeft hij nog wel gezorgd voor een Ausweis, zodat er boodschappen konden worden gedaan voor de Duitsers of dit voor opa Gerrit was of voor ons vader Bert is niet meer duidelijk.

Uiteindelijk is hij niet lang daarna alsnog onder dwang aangemeld voor de arbeitzeinsetz.[5] Volgens Annie kwam dit over als verraad. Hoe lang deze onderduikperiode precies heeft geduurd is mij niet bekend, maar volgens zeggen, tot kort na mei 1943.

[4] Een friese dwangarbeider tijdens de tweede wereld oorlog, Jan Paul de Jong, Laurens Kuipers, Arjen van der Veer 2016.

[5] Arbeitseinsatz was een vorm van slavernij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden jonge mannen uit door Duitsland vanaf mei 1943 bezette gebieden gedwongen om in de nazi-Duitse oorlogseconomie Duitse mannen te vervangen die als soldaten dienden.

Stutzpuntgruppe Moerdijk of Buitencommando Moerdijk

Van 27 maart 1943 tot eind februari 1944, was er een kleiner werkkamp dat Buitencommando Moerdijk[6] genoemd werd. Het viel onder Kamp Vught en was aan de haven op het terrein van de scheepswerf van Gebr. De Korte in Moerdijk gevestigd. Ongeveer 500 Joden verbleven daar in scheepsbarakken en werden ingezet bij het graven van tankvallen in Zuid-Holland en Noord-Brabant. Er zaten ook politieke gevangenen in dit Buitencommando.[7]

[6] Een Stützpunktgruppe = zoals de Stützpunktgruppe Moerdijk - bestaat uit meerdere eenheden 1 en 2 maar is door één systeem van passieve weermiddelen omgeven. Te denken valt aan anti-tankmaatregelen zoals in het polderland tankgrachten, op dijken rijen spoorstaven schuin in beton. Hierachter infanterie met mitrailleurs, vlammenwerpers en mortieren.

[7] Foto, https://www.documentatiegroep40-45.nl/dwangarbeid_oud/Oproepen%202001.htm

Vader Gerrit Matthee moest regelmatig op de fiets naar een werkkamp in Moerdijk om de Obscommandant te knippen en scheren. Hij nam hiervoor een scheerdoos mee. Soms verstopte hij daarin eten voor de gevangenen die daar te werkgesteld waren. Op een gegeven moment werd de fiets van Gerrit door de Duitsers ingevorderd. Dat veroorzaakte ongetwijfeld veel frustaties, omdat hij deze fiets nodig had voor zijn beroep als kapper en kleermaker. Annie vertelde dat haar vader beklag had gedaan bij een van de officieren die hij regelmatig moest knippen en of scheren en gelukkig werd de fiets de volgende dag weer teruggebracht, zo luidde haar verhaal.

Hij verrichtte als kleermaker ook herstelwerkzaamheden en perste broeken en kleding. Hiermee verdiende hij wat geld, want in die tijd was er geen of weinig werk. In een kleine scheerkist die hij op zijn fiets meenam, zo is het verhaal, zou hij enkele keren etenswaren voor de gevangenen hebben gesmokkeld.

Gerrit had een hekel aan het portret van ‘der Führer’, die hij van een officier in zijn salon moest hangen. Maar op een gegeven moment had hij het eraf gehaald/of was gevallen. Toen de Duitse officier dit opmerkte, beveelde hij dat deze onmiddellijk weer teruggehangen moest worden! Gerrit vertelde een smoes dat deze eraf gevallen en beschadigd was om hier vanaf te komen.

Dwangarbeid/Arbeitseinsetz

Bevel van de Duitse Weermacht terzake de arbeidsinzet.

Bevel! In mei 1943 moeten alle mannen van 18 tot 35 jaar zich melden voor de arbeidsinzet (in het Duits 'Arbeitseinsatz'). Veel mannen willen dit niet. Ze duiken onder, of ze zorgen ervoor dat ze een vrijstelling krijgen. Keuringsartsen en ambtenaren helpen om zo'n vrijstelling te regelen. Ze verklaren dat iemand ziek is, of thuis onmisbaar.

Bron: NIOD Amsterdam archief 247 afdeling correspondentie

Ausweiskarte

Als 17-jarige jongeman had Bert Matthee in 1940 de militieleeftijd van 19 jaar nog niet bereikt, maar moest zich later in 1943 melden bij de Duitse bezetter (Arbeitseinsetz of het arbeidsbureau). De meesten werden op transport gezet naar Duitsland om daar in de fabrieken te werken. Hij wordt tewerkgesteld bij Daimler-Benz in Sindelfingen, een stadje op zo’n 20 km van Stuttgart (D), waar hij in de late zomer van 1944 na verschillende bombardementen ontsnapte.

foto: familiearchief H.J. Matthee 

“De raid of Stuttgart”

Na een reeks bombardementen van de geallieerden op 9, 14 aug, 10 sept. 1943 (op een van de doelen door het Eighth Air Force, de Daimler-Benz Sindelfingen fabriek ten zuid-oosten van Stuttgart “de raid of Stuttgart, wist Bert Matthee, die daar door de Duitsers tewerkgesteld was, na een tweede poging te ontsnappen. Naar hij wist te vertellen is hij met een transporttrein tot aan de Nederlandse grens (nabij Venlo) gekomen. Hoe deze uiterst gevaarlijke periode precies in zijn werk is gegaan heeft hij nooit precies verteld. Wij verbazen ons daar zeer over, omdat op vluchten namelijk zeer serieuze straffen stond.

Slechte omstandigheden

De omstandigheden in de Duitse kampen waren niet al te best, want, ik vond volgende informatie: een SS-Officier aan Müller, Christian, Direktor DAIMLER-BENZ, te Ludwigsfelde, Genshagen, in November 1944 (een paar maanden na het bombardement waarbij de fabriek voor een groot deel werd lamgelegd) meldde: ‘In omstandigheden van dwangarbeid is het duidelijk en voor de hand liggend dat de gevangene natte voeten krijgt en dus dat is een bron van ziekte. Het ziet er hetzelfde uit met alle gevangeniskleding, want er is een groot deel van de gevangenen die geen jas of zelfs geen volledige gevangeniskleding heeft. 

Als een catastrofaal verlies van gevangenen in de komende wintermaanden niet in korte tijd kan worden vermeden, is het noodzakelijk dat er onmiddellijk herstelmaatregelen worden genomen… Zo luidt het verslag van deze SS-officier”.[8] 

Net zoals zovele bedrijven maakte Daimler-Benz gebruik van dwangarbeiders die zeer slecht werden behandeld. Velen overleefden deze tewerkstelling dan ook niet en een groot aantal kwam om in de concentratiekampen.

Het leven in het werkkamp wordt steeds moeilijker, de rantsoenen worden verminderd, de hygiëne laat veel te wensen over, het fanatisme van de nazi’s zorgt voor leed, ontsnappingen worden zwaar afgestraft, op verlof gaan wordt beperkt, communicatie met het thuisfront is spaarzaam. Als ook de bombardementen door de geallieerden een aanvang nemen en onschuldigen slachtoffer worden gaat de angst en de onzekerheid over de toekomst regeren.[9]

In 1944 werkten bij Daimler-Benz 46.000 dwangarbeiders, meestal gevangenen uit het buitenland en concentratiekampgevangenen. Het kwam regelmatig voor dat dwangarbeiders die beschuldigd werden van sabotage onmiddellijk werden geëxecuteerd. Dat blijkt onder andere uit een studie van de Stichting voor de sociale geschiedenis van de 20e eeuw in Hamburg, uitgegeven in 1987.[10]

 

bron Een half miljoen Nederlanders werkte als dwangarbeider in Duitsland. Piet Kool 1924-2009 Den Haag Zuid-Holland http www.4en5mei.nl herinneren sprekende beelden getuigenverhalen 12

Ik stel ons de vraag bij welk bombardement mijn vader ontsnapt zou kunnen zijn. Hiervoor heb ik diverse documenten bekeken. Uit deze stukken heb ik een beeld gekregen hoe het een en ander met mijn vader gelopen zou kunnen zijn. Uit bovenstaande blijkt dat er drie bombardementen zijn uitgevoerd ‘met substantiele beschadigingen aan de fabrieksgebouwen’. Het is aannemelijk dat hij na een van deze bombardementen heeft kunnen ontsnappen. Heeft hij verteld dat hij een poging had gedaan om te ontsnappen, maar bij de tweede keer is het gelukt.

Zijn zus Annie wist zich dit nog heel goed te herinneren dat haar treffen in Tilburg met haar broer in de late zomer moest zijn geweest en als wij kijken naar de bovenstaande data dan is 10 september 1943 de meest aannemelijke datum.

Volgens belangrijke ‘unclassified’ documenten, gevonden op het internet, betreft “Strategic Bombing of Axis Europe January 1943-september 1944, Bomb damage German industry January 1943-september 1944”[11]werd het doel en prioriteit, datum van de aanval en schade gerapporteerd. Op pagina 96, aircraft target no. 29 van dit document lezen we het volgende:

VI Tanks and motortransport (continued), nummer 29, pagina 96, C5-5268, AF.

·       Daimler Benz, Stuttgart/Sindelfingen,

·       motor trucks,

·       mew rating 1,

·       9, 14 aug, 8th AF,

·       Damage to large shop, 4 shop-type bldgs, 1 store, & bldgs. unidentified.

·       10 sept, 8th AF,

·       Severe damage to 7 workshops, administrative & storage bldgs.

[8] http://blog.seniorennet.be/daimler_genshagen/archief.php?ID=40111

[9] Dwangarbeid in Duitsland, Ted H.P. de Wolf, 5-11-2021

[10] Reformatorisch Dagblad, Daimler-Benz lost ereschuld nazitijd in, 13-06-1988

[11] http://www.scribd.com/doc/13461400/STRATEGIC-BOMBING-OF-AXIS-EUROPE-JANUARY-1943-SEPTEMBER-19442

Zus Annie

Net voor het uitbreken van de Tweede wereldoorlog (1940), kwam zijn oudste zus Annie via haar tante Marie Matthee (zus van haar vader Gerrit Matthee) uit Tilburg, in contact met mijnheer Alpfons Caspanni, wonende aan de Leo-XIII-straat 57. Hij was eigenaar van een tricotagefabriek of wollendekenfabriek in Tilburg en maakte daar onder andere wollendekens en dergelijke. Zij diende daar het gezin Caspanni tot in 1943 en verzorgde daar de kinderen Jorga en Alphons Caspanni-van der Valk.

Ze vertelde dat haar broer Bert in de nazomer van 1943 melk ging halen van de melkfabriek aan de Bredaseweg 41.

Via velden, wegen, over weilanden en sloten liep hij in ongeveer een week tijd naar Tilburg. Bert kwam via Goirle Tilburg binnen. Hij bevond zich voor de overweg vlakbij de Willem-III-kazerne. Eenmaal op de Tilburgseweg kwam Annie, zijn oudste zus, die op de fiets melk voor de kinderen Caspanni was gaan halen, hem tegemoet. Ze herinnerde het zich nog goed dat het die ochtend rond 07.00 uur nog erg rustig was op de weg, zodat zijn aanwezigheid daar wel heel erg opviel. Toen ze daar een man zag lopen dacht ze dat die persoon wel heel erg bekend voor kwam. Na enige tijd dichterbij te zijn gekomen, zag ze dat het om haar broer Bert ging. Nog met de fiets in haar handen vroeg ze aan hem: Waar komde gij vandaan? Hij zei: Ik ben uit Duitsland gevlucht.

Ze ving hem op en bracht hem naar het huis aan de Burgmeester Meursstraat 3, het huis van de heer en mevrouw Caspanni-van der Valk. Hier heeft hij een bad gepakt, andere kleren, gegeten en werd op de bus gezet naar Breda. Deze reis was erg gevaarlijk, want op onderduikers stonden serieuze straffen. 

Even wat achtergrondinformatie over werkweigeraars en onderduikers. Mijn vader was een zogenoemde contractbreker. Personen die weigerden om in Duitsland te gaan werken, werden weigeraars genoemd. Personen die, zoals onze vader, zonder toestemming naar Nederland terugkeerden, of na een verlofperiode niet naar Duitsland terugkeerden, werden contractbrekers genoemd. Deze begrippen golden ook voor degenen die werkten voor de Duitsers buiten Duitsland. Om hen op te sporen werden door de bezetters de Arbeitskontrolldienst en een K(ontroll)-K(ommando) van foute politieagenten opgericht. In Tilburg (en omgeving) opereerden 2 tot 7 man van het K(ontroll)-K(ommando), ook wel genoemd de Ommense politie of Arbeitseinsatzpolizei. Deze politiemensen waren toegewezen aan de Fachwerber en kregen van hem hun opdrachten. Tussen 6 december 1943 en 1 augustus 1944 - 8 maanden dus - arresteerden zij 316 mensen (waaronder 84 voor tewerkstelling in Zeeland). 143 contractbrekers en weigeraars werden opgebracht. Op arrestanten die vluchtten werd geschoten.[12]

Weigeraars en contractbrekers die opgespoord werden, werden voor het ondergaan van straf gezonden naar het concentratiekamp Amersfoort, Ommen of Vught en vandaar naar andere concentratiekampen in Duitsland, of een Arbeitserziehungslager. Sommigen bleven gevangen zitten in het concentratiekampensysteem, anderen werden, nadat zij hun straf hadden uitgezeten, in Duitsland tewerkgesteld.[13]

Onderduikadressen

Mijn vader heeft na zijn periode als dwangarbeider in Duitsland op diverse plekken ondergedoken gezetten. Eerst boven het huidige café Zeezicht, Ridderstraat 1 bij de zoon van Cor de Wit, broer van Nel de Wit-Schellekens, in Breda. Dit was tegenover het kantoor van de toenmalige landmacht (er stond een wachthuisje voor de deur).

[12] https://wikimiddenbrabant.nl/Werken_in_Duitsland

[13] idem

Op een gegeven moment werd het daar te onveilig en moest gekeken worden naar een ander geschikt onderduikadres. Uiteindelijk kwam hij terecht bij een boer in het Munnikenhof in Terheijden. Hierna liep hij van deze onderduikplaats van Terheijden naar huis, omdat hij daar niet kon blijven. Annie heeft hem daar nog een keer opgezocht. Ze heeft hem aan de slootkant aangetroffen, hij wilde al naar Zevenbergen gaan. Maar opa Gerrit zei dat hij goed moest oppassen en dat het er niet veilig was. Daarna is hij bij Joop van Hooff op de Markt/Kerkstraat te Zevenbergen ondergedoken.

Tweede bombardement Zevenbergen door de geallieerden

Begin november 1944 werd Zevenbergen bevrijd door de Amerikaanse 104th Infantry Division, ook wel de Timberwolves genoemd, onder leiding van Generaal Terry Allen, na dagenlang onder spervuur van de artillerie te hebben gelegen. Ook nu waren vele doden en gewonden te betreuren en werden vele woningen, winkels en landbouwschuren vernield of zwaar beschadigd. De bruggen waren opgeblazen en de landbouw kampte met grote moeilijkheden, omdat de poldergemalen onklaar waren gemaakt. Veel straatnamen in Zevenbergen herinneren nog aan deze personen en gebeurtenissen in de geschiedenis van Zevenbergen.

Vele Zevenbergenaren vonden veiligheid in de kelder onder de Bartholomeeuskerk.[14] Ook was hieronder een hulppost ondergebracht waar gewonden werden binnengebracht.[15] Ondanks het feit dat deze kerk niet officieel als schuilkelder werd aangemerkt, was het een van de veiligste plaatsen in heel Zevenbergen bleek achteraf Zevenbergen, zo bleek achteraf.

Er waren uiteindelijk zo’n 3000 tot 4000 mensen die hier onder erbarmelijke omstandigheden wachtten op hun bevrijding. Dit kwam omdat het nog lang heeft geduurd totdat de bevrijders kwamen, want Zevenbergen heeft nog negen dagen onder vuur gelegen. Door het over en weer schieten van van de geallieerden (Amerikanen en Canadezen) en de Duitsers, is de meeste schade in Zevenbergen en daarom heen ontstaan. Dat was voor vele inwoners een verschikking.[16]

Schuilkelders

We lezen verder in het verslag van Arie Korteweg van “Zevenbergen 50 jaar bevrijd” dat Renier Jaquet, een toemalige slager een grote gewelfde kelder had. Deze was door middel van een opening verbonden met de buurkelder van Sweere. Hierin konden zeker 40 en misschien wel meer mensen ondergebracht worden. Arie Kortenweg noemde dat ook Gerrit, de kapper en zijn vrouw en dochter Annie, hierin ondergebracht waren. De mensen die Ari wist te herinneren (familie Reinier Jaquet, Gerard Zom, Bram Boertjes, Arie Kortenweg, familie Zoom (meubelfabriek), de gezusters Cor, Dora, Tonny Zom, familie Lobbezoo en de heer Blaas, hebben er dagenlang gezeten. Er werden matrassen, dekens en van alle bruikbare spullen naar toegebracht. Ze lagen onder de kelder allemaal naast elkaar. In de kelder was ook een kacheltje geïnstalleerd met een pijp naar buiten, zodat het toch een beetje was. Eten en drinken was er voldoende aanwezig.[17]

Na nog meer aanvallen met brandbommen, werden de winkel en bakkerij van de Put, de werkplaats van de meubelfabriek van Zom geraakt. Dit pand lag achter de schuilkelder van Jaquet. Ook aan de overkant in de Molenstraat brak brand uit. Deze panden lagen zeer dicht bij het ouderlijk huis (Zuidhaven 83) van Gerrit en Adriana Matthee-Biestraten, onze vader(mijn vader), zussen Annie, Cor en Marie Matthee.[18] 

Gerrit Matthee, de kapper, die ook in de kelder zat, stelde voor om naar de pastorie in de Stationsstraat te gaan want daar was een grote kelder. Uit een brief[19] jaren ’50/60 van Gerrit Matthee aan ‘Baantje’ van Gent ‘juffrouw Baatje”, ”Beste Baatje weet u nog dat vader en wij ook geholpen hebben in de oorlog met alles naar de Stationsstraat te brengen en bij v.d. Put…”.

Het was een haggelijk zaak om daar te komen over het puin en de brandende panden aan de Stationsstraat. Hier zaten ze met ongeveer 10 mensen. We waren iedereen van de vertrouwde groep kwijt omdat zij allen in hun vlucht hier naartoe een ander weg hadden gekozen.[20]

[14] Zevenbergen 50 jaar bevrijd. Erfgoed van de levenden. November 1994, Extra uitgaven van de Oudheidkundige Kring Zevenbergen, pag. 199

[15] Idem, pag. 16

[16] Idem, pag. 62

[17] Idem, pag. 105

[18] Idem, pag. 107

[19] Archief Annie Matthee: Brief van Annie Matthee gericht aan haar vader Gerrit Matthee ca. jaren ’50

[20] Idem, pag. 108

 

Nachtelijke brand

In de nacht van 4 november 1944 werd het torentje van het gemeentehuis geraakt (zie foto links: plaats van de nieuwe Boerenleenbank, hoek markt met de Molenstraat). Volgens een verhaal van Annie Matthee en Adrie Korteweg, zou mijn vader, Reinier Jaquet geholpen hebben bij redden of naar buiten gooien van boeken/burgeradministratie uit het gebouw.

Arie Korteweg verklaarde dat op een gegeven moment het torentje van het voormalig gemeentehuis in een nachtelijke brand stond waarna later het naar beneden stortte, zodat in een mum van tijd het hele pand in brand stond.

bron: Zevenbergen 50 jaar bevrijd. Erfgoed van de levenden. November 1994, Extra uitgaven van de Oudheidkundige Kring Zevenbergen, pag. 50, Zevenbergen 50 jaar bevrijd. Erfgoed van de levenden. November 1994, Extra uitgaven van de Oudheidkundige Kring Zevenbergen, pag. 107

foto: Heemkunde kring