Johan Johanz. de Witt (Dordrecht - Brussel)

Over het Dortse regentengeslacht de Witt is veel gepubliceerd. Toch verdient één vergeten telg uit deze vooraanstaande familie speciale aandacht. Het is het verhaal over Johan Johanz. de Witt, de werkgever van Jan Matthee waaraan nog maar weinig aandacht is besteed.
De familie De Witt speelde een belangrijke factor op bestuurlijk niveau in de Nederlandse Republiek met als hoogtepunt zijn grootvader Johan in de rol van raadpensionaris van Holland.

Mr. Johan Johanz. de Witt, 'raatsheer van de Rade van Staten ende president van beijde Rekenkamers van de Oostenrijckse Nederlanden', heer van Zuid- en Noord-Linschoten, Snelrewaard, Heckendorp, Ysselvere, secretaris van Dordrecht (1688), Groot-pensionaris van Holland, raadsheer en president van den beide Reeckenkaemers van sijn Keijserlijcke en Catholieke Majesteijts, heemraad van Polderdeel Het Oudeland van Strijen (1701-1706) en van Nieuw-Bonaventura, geb. te Dordrecht 11 dec. 1694, gestorven Brussel (B) 27 mei 1751, begr. Brussel (B) 27 mei 1751, zoon van Johannes Janse de Witt, raadspensionaris en Wilhelmina Cornelisdr. de Witt.

"heer van Zuid- en Noord-Linschoten enz., geb. te Dordrecht 11 Dec. 1694, gest. te Brussel 27 mei 1751, zoon van den voorgaande. Hij studeerde te Leiden, waar hij 22 oktober 1714 in de rechten promoveerde (ingeschreven 26 september 1712? zie Album i.d.) Van 1715-1726 was hij advocaat te Dordrecht (1718-1725), ontvanger van den tol te Geervliet, bovendien schepen van het watergerecht te Dordrecht. In of na 1726 vertrok hij naar Brussel. Hij werd of was reeds geworden katholiek en trad later in Oostenrijkschen dienst, hij fungeerde als raadsheer en tenslotte als president van de rekenkamer in de Zuidelijke Nederlanden. Zijn huwelijk (op 2 september 1721) met Maria Catharina Theresia van Heydenrijck, dochter van mr. Pieter Jacob van Heydenrijck, die o.a. als raadsheer in den Hoogen Raad van Mechelen voorkomt, en Maria Joanna van der Steen, heeft waarschijnlijk op zijn vertrek uit Nederland invloed gehad. Hij heeft eenig, niet precies te definieeren aandeel gehad in de 18e-eeuwsche uitgave der Brieven van en aan Johan de Witt (waarover zie op Johan (5) de Witt). Hij had drie kinderen, van wie één zoon Johan, die geb. is 22 september 1724 en gest. 30 januari 1783 zonder nakomelingschap. Zijne hss., voor het grootste gedeelte uit de nalatenschap van Johan (5) de Witt en diens broeder Cornelis, werden in 1791 bij de gebroeders Honkoop verkocht (een ex. van den cat. op de Kon. Bibl. te Den Haag)".
Over hem: Genealogie alsvoren en Brieven van Johan de Witt, Il (uitg. Fruin-Japikse), X vlg.

Op 7 aug. 1721 schreef Johan de Witt het volgende aan de monsieur (geestelijke) van Dordrecht:

Monsieur, Hier neem gaat de attestatie van mijn ondertrouw, of aantekeinge met juffrouw van Heijdenrijck versoeke dat dat gelieft te besorgen, dat de geboden daar van afgelesen worden op het stadhuys gelijk het in t’geval van de Catholiquen moet geschieden, toecomende sondag, in soo voorts, tot dat de drie procamatien sullen gedaan zijn, waar na met de vorste post versoeke te mogen ontfangen acte of attestie daar van gelijk het behoort. Mijn broeder sal u de behoorlijke leges ter hand stellen inde u dit ten spoedigste gelieft te beson… sal ur obligeren die sig tijkent.
Monsieur p.s. mijn adres is bij de hr. de Drijver in de Blockstraet tot Mechelen, uw dienaar en vriendJ. de Witt

Ondertrouw Dordrecht 9 sept. 1721 en gehuwd aldaar 2 sept. 1721 met Maria Catharina Theresia van Heijdenreijck, gedoopt (rk) Mechelen (B) 14 april 1691 (doopgetuigen: Gaspard Charles voor Herman van Heijdenreijck en Suzanne Therese Jacqueline van Colen voor Catharine van den Steen), gecremeerd Brussel (B) 16 nov. 1738.

Het gezin is in of net na 1726 naar Brussel verhuisd want volgende kinderen uit dit huwelijk worden geboren in Brussel:

  1. Maria Guilelma (Wilhelmina) de Witt geb. Brussel? 20 maart 1723 en ongehuwd overl. Brussel 14 nov. 1798.
  2. Johan Johanz. de Witt geb. Brussel? 22 sept. 1724 en overl. aldaar? 30 juni 1783.
  3. Anna Maria Theresia de Witt, geb. Brussel? 1726, overl. aldaar 6 okt. 1726.
http://www.dbnl.org/tekst/_vad003185601_01/_vad003185601_01_0343.php | De Wittiara | Door Dr. G.D.J. Schotel | Genealogie van Cornelis en Jan de Witt. | Deze vindt men zeer uitvoerig en naar de familie-papieren, of volgens opgave der familie De Witt zelve, bij Balen, Beschrijving van Dordrecht, bl. 1293 en..... De laatste achtingswaardige afstammelinge in de vrouwelijke linie, die den naam van de witt voert, deelde mij het vervolg dier genealogie mede: | [pag. 517]

Loopbaan:

Hij studeerde te Leiden, waar hij 22 oktober 1714 in de rechten promoveerde. Van 1715-1726 was hij advocaat te Dordrecht. Van 1718-1725 ontvanger van den tol te Geervliet, bovendien schepen van het watergerecht te Dordrecht. In of na 1726 vertrok hij naar Brussel. Hij werd of was katholiek geworden en trad later in Oostenrijkse dienst waar jij fungeerde als raadsheer en tenslotte als president van de rekenkamer in de Zuidelijke Nederlanden.[1]

[1] Brieven van groote Nederlanders | onder red. van N. Japikse | Nicolaas Japikse, ‘[Witt, Johan de (5)]’ In: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3 (1914)
Over hem: Genealogie alsvoren en Brieven van Johan de Witt, Il (uitg. Fruin-Japikse), X vlg. Japikse

P.J. Blok, P.C. Molhuysen | Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3 (1914) | http://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu03_01/molh003nieu03_01_2228.php

Verblijf op de hofstede "Rustenburg"

Deze Johan de Witt verbleef veel op "Rustenburg" en de aanhef van zijn daar verzonden correspondentie vermeldt dan als datering "Rustenburg". Dat "Rustenburg" het eigendom van deze Johan de Witt is geweest heeft het verhaal doen ontstaan dat deze hofstede eens het bezit was van de vermaarde staatsman Johan de Witt, die te 's-Gravenhage werd omgebracht. Latere schrijvers hebben zonder nader onderzoek dit verhaal voor waarheid aangenomen en het van de een op de ander doorgegeven. Uit het vorenstaande Johan de win, welke tot 1768 blijkt echter duidelijk dat de eigenaar van "Rustenburg" was een geheel andere Johan de Witt, dan de omgebrachte staatsman.

Van de dochter van de te Brussel wonende Johan de Witt, namelijk Maria Wilhelmina de Witt, die ook te Brussel woonde, ging "Rustenburg" in 1783 over op Jacob Roest van Alkemade, eveneens wonende te Brussel, die op zijn beurt de hofstede genaamd Rustenburg, tesamen groot 41 mergen, 22 roeden, wei- en zaailand in het Somerland" voor ƒ 17.500,- verkocht aan Otto de Kat, wonende te Dordrecht. Uit de koopsom blijkt duidelijk de financiële krappe tijd, welke men toen onder het bewind van Napoleon beleefde.

Machtiging

30 december 1728
Bertram. De weledele vrouwe Maria Catharina van Heijdenreijch huijsvrouwe van de heer Jan de Witt, een mede erffgenaem van Jo(hann)e Beatrix Hadewicg van Dorth, ende verclaerden bij deden te constitueren ende machtig te maeken den advocaat Hermannus de Laat tot Bommel, omme weghens haer vrouwe comparante voor schepenen van Tuijl, Driel en Beest aende respectieve comparanten lopers mede te transporteren sodane goederen als haare ed(ele) man neffens de andere erffgenaemen heeft vercocht, ende jaar van de cooppenninghen te ontvanghen, ende alles met gelofte van ratificatie ende indemniteit in kennissen... 2 julij 1729.

SAM: Mechelen 30-12-1728 | Heijdenrijck/de Witt (bron: François van der Jeught, Mechelen (B))